• Deel 38 verhuisd naar Robert

    We zijn nu net verhuisd naar de noordelijker gelegen stad Robert.

    Deze stad ligt anders als Ste Luce niet aan de caraibische zee maar aan de Atlantische oceaan.

    Het is dus ook aan deze kant van het eiland waar de schepen vroeger aankwamen en het eiland ontdekte;

     

    ‘Laaaaaand in zicht !’

    ‘Jaja, we weten het nu wel zo onderhand, hou je bakkes nou maar eens een paar minuutjes dicht.

    Draai een paar steken naar het noorden stuur, ik wil m’n schip niet verliezen op zo’n vermalijde rif hier op de godvergeten stuk ellendige grond.’

    De stuurman draait enkele slagen aan het grote stuurrad en rustig wend de bark zijn steven naar het noorden, weg van de gevaarlijk uitziende witte ruggen van de branding die over de riffen raast.

    ‘Het lijkt me beter om de sloep uit te zetten kapitein, zo ver ik kan zien blijft de branding een paar mijl uit de kust, da’s geen goed teken.’

    De kapitein loopt stampvoetend naar het lage dek ‘luitenant, fluit zes officieren aan dek, en roep de botanist, ik wil een sloep naar wal sturen om een aanlegplaats te zoeken.’

     

    Voor de kust van de Atlantische kant van Martinique liggen enorme uitwaaiers van de vulkaan uitbarstingen, enorme rotsen die soms als bergen uit het water oprijzen en kleine onbewoonbare eilandjes vormen, of vaak net onder het wateroppervlak liggen en menig schip in de vroeger tijden deed verpletteren.

    Je kunt het zien, ik bedoel, je kunt zien waar deze riffen zijn, daar slaat de zee tegen kapot en is ze wit van woede, daar heb je de zogenaamde branding terwijl er nog wel een mijl water achter ligt.

    Vanaf land gezien zie je enorme golven op de kust afstormen, rollen over elkaar heen en dijen uit in flinke golfslag om een tweede soort branding te veroorzaken op de stranden van het eiland.

    Om aan te leggen zat er dus niets anders op dan; of met je schip om het eiland heen varen en aan de kant van de rustige Caribische zee aanleggen waar geen of nauwelijks riffen zijn, of men ging voor anker en kwam met een kleinere boot over het rif heen varen, wat niet geheel gevaarloos was.

    Vandaag de dag is de kust van de Atlantische oceaan nog steeds ruw, wild, amper stranden om te zwemmen en men leeft er van de visserij.

    Aan de andere kant van het eiland dalen de toeristen neer, is de hoofdstad

    Fort-de-France met haar makkelijk toegangbare industriehaven, en zijn de vele mooie zilverwitte stranden waar men foto’s van ziet bij de reisbureaus.

    Een van de bijzonderheden aan Martinique is de veelheid aan verschillende natuurlijke aspecten.

    De dieren, van insecten tot grote dieren, de bloemen, de planten, de bomen, de vruchten, de zee, de vissen, de mensen, de lucht, de bergen, de stranden, eigenlijk is het simpelweg zo dat als je hier staat, er om de bocht weer een totaal andere wereld open gaat.

    Planten onder in het ravijn waar je ondoordringbaar bent opgeslokt door de wildernis van bomen die geen stam hebben maar met luchtwortels in de drassige grond zijn verzonken, je loopt onder bladeren die groter zijn dan een parasol op een terrasje langs de kust, je ziet bloemen die zo gek zijn dat je jezelf afvraagt of god niet echt af en toen een beetje dronken was.

    Krabben met oogjes op stokjes kijken je aan en draaien hun stokjes met je mee, zodra je te dichtbij komt zetten ze het op een rennen, ook weer zo’n grapje van de schepper; ze rennen overdwars, en in enkele seconden zijn ze spoorloos verdwenen in een gaatje in de grond waarbij ze het gaatje dicht maken en je ze nooit meer vind.


  • Commentaires

    Aucun commentaire pour le moment

    Suivre le flux RSS des commentaires


    Ajouter un commentaire

    Nom / Pseudo :

    E-mail (facultatif) :

    Site Web (facultatif) :

    Commentaire :